De eerste reis van Johann Lampe naar Friesland
(door Jos Lampe VII.91 – deel 2 van de geromantiseerde versie)
Lampe Belicht, jaargang 2001, nummer 2
Johann Hermann Lampe III.11 begint zijn eerste reis naar Friesland, het was bitter koud. Johann kon nog net mee met de postkoets die hém en 4 stukken linnen naar Friesland moest brengen. Er waren wel meer reizigers, maar dit waren allemaal boerenjongens die in hoofdzaak gras gingen maaien. Hij kreeg een plaats aan de open achterkant waar ook de bagage was gestouwd.
Het was bitter koud, maar ondanks het gehobbel van de koets, of misschien wel juist daarvoor, viel hij in slaap en had een mooie droom.
Hij, Johann Lampe zou in Holland wel eens laten zien waar het mooiste linnen werd gemaakt. Hij zou die 4 stukken snel verkopen want die boerinnen zaten gewoon op hem te wachten. Daarna ging hij snel terug om een wagen, die hij dan zelf zou huren, vol te laden met al die stukken linnen die zijn vader en zijn oom Henricus nog hadden liggen en hij kon zeker bij anderen nog wel stukken bijkopen. Dan weer snel terug naar Friesland waar zijn eerste verkopen hun werk dan hadden gedaan. Prachtig was dat, want wanneer hij dan terug kwam, was hij een rijk man en zou hij direct met zijn lieve Anna Langmann gaan trouwen en hij zou zorgen dat ….... ~
Ruw werd hij uit zijn droom wakker geschud. De koetsier riep: “Ho, ho” en hield zijn paarden in zodat de wagen stopte. Hier was de plaats waar men langs de weg ging eten.
De mannen sprongen allemaal op de weg, enkelen liepen naar achteren en keken verbaasd naar Johann die in zijn slaap helemaal verstijfd was. De zon scheen wel, maar de kou zat in zijn botten. Bibberend kon hij zeggen: “ik kan er niet uit ….. ik kan niet staan ….. ik ben verstijfd'.
Ze hebben hem er uit getild en tussen twee mannen moest hij op en neer lopen zodat zijn bloed weer ging stromen.
Zijn droom was hij helemaal vergeten en ook kreeg hij een enorm hongergevoel. Hij greep in zijn knapzak, die veel groter bleek te zijn dan die van de anderen. Alle ogen waren gericht op zijn knapzak. Johann trok een groot stuk gerookt vet spek tevoorschijn dat zijn moeder Ans voor hem had afgesneden van de zij spek die in de schuur hing. Het was een moeilijk moment voor hem. De mannen, veel ouder dan hij, zaten wat glazig naar het spek te kijken. Resoluut zei hij “willen jullie ook een stuk spek?” Dit werd met een stom knikken bevestigd en Johann sneed met zijn mes voor ieder een reep spek af en deelde dat uit. Nu hoorde hij er helemaal bij, al was hij nog zo jong. Zijn status als koopman werd erkend. Toe zij verder gingen werd voor hem een plek binnen in de postkoets vrijgemaakt.
Johann kwam de volgende dag aan in Friesland. Hij had de omgeving heel goed in zich opgenomen, zo heel anders dan zijn geliefde Mettinger geboortegrond. Gevoelig als hij was begon hij al een beetje heimwee te krijgen, maar dan richtte hij zijn gedachten direct weer op zijn zelf gewilde avontuur.
Een van de oudere mannen in de koets met de naam Walter, liet in de buurt van Leeuwarden de koets stoppen. Ze stonden voor een grote state. Zoiets had Johann nog nooit gezien. “Wel,” zei Walter “hier ga ik beginnen en als je wilt kun je meegaan en je zaak aan de slag gaan. Johann vond het prettig om op deze manier kennis te maken met wat voor hem zo onbekend was.
De boer en de boerin begroette Walter als een oude bekende. “Heb je een hulpje meegenomen om te helpen maaien?” “Nee,” zei Walter “dit is koopman Johann Lampe die hier gaat reizen om het mooiste linnen te verkopen dat u maar kunt krijgen.”.
De boerin had daar wel erg veel belangstelling voor maar het was al avond en eerst moest er gegeten worden en daarna slapen want de andere ochtend was het weer vroeg dag.
(wordt vervolgd)
Deel 1 van deze geromantiseerde saga : Johann Lampe in Mettingen
Deel 3 van deze geromantiseerde saga : Johann Lampe vestigt zich als koopman in Sneek (1784)