Het verhaal over de firmanten van "Gebr. Lampe" (1834)
(door Jos Lampe, VII.91)
Lampe Belicht, jaargang 2002, nummer 1
Zakelijke ontwikkelingen in Sneek worden serieus aangepakt
Zou het zo gegaan zijn?
Bij een volgende ontmoeting met Benedictus IV.14 gaf Hermann IV.15 te kennen dat hij het idee van Benedictus lang niet gek vond, maar met z'n tweeën kunnen zij geen vuist maken. Zouden we niet eens een praatje maken met Berend IV.17? Benedictus vond het geen slecht idee op voorwaarde dat Hermann met hem mee ging, per slot van rekening zou hij ook vennoot worden. Ja toch?
Hermann die voor zichzelf nog niet besloten had, gaf zich toch gewonnen. Benedictus maakte een afspraak met Berend en op de bewuste dag gingen zij samen naar het deftige huis aan de gracht. Berend en zijn vrouw Antoinette ontvingen hen hartelijk. Het is al weer een tijd geleden dat ik jullie heb gezien”, begon Berend, “ga zitten, de koffie en de drabbelkoeken liggen te wachten”.
Benedictus keek de kamer eens rond, wel gezellig en zo verzorgd allemaal, hij had het toch wel getroffen met zo'n vrouw. Berend leek zijn gedachten te raden. “Heb je nog geen trouwplannen broertje?” “Daar heb ik geen tijd voor” klonk het wat stug, “er moet gewerkt worden”. “Ja” zei Berend, “maar pas op joh, je werkt nu hard voor je toekomstig geluk, maar daarmee loop je de kans het geluk van vandaag niet op te merken'.
Gelukkig kwam Antoinette binnen met de koffie en Benedictus zei om een hint te geven, “wij wilden eens een zakelijk gesprek met jou, Berend'. Antoinette begreep de wenk en had plotseling nog iets noodzakelijks te doen in huis.
“Steek maar van wal Benedictus”. De laatste trok wat papieren uit zijn zak en gaf een overzicht over de laatste acht jaar dat hij zijn zaak dreef. Hij had alles goed overdacht en was tot de slotsom gekomen dat als Berend en Hermann met hem mee wilden doen, het mogelijk zou zijn de zaken uit te breiden. Dat kon niet vanuit de schuur waar hij nu zat, nee, dat moest een winkelpand worden. Aan het Scharne, in Sneek, was een winkelpand te huur, dat hier uitzonderlijk geschikt voor zou zijn. Alleen jammer dat het daar zo kon stinken.
(Aan de overkant lagen boerderijen die verplicht waren hun mest te storten in voor de wal liggende schuiten die éénmaal per week werden afgevaren. De gemeente Sneek wilde ook die boerderijen weg hebben om daar nieuwbouw te realiseren voor de zich uitbreidende stad.)
“Ik neem aan dat Hermann en jij dit samen al besproken hebben” sprak Berend, “en dat nu van mij verwacht wordt dat ik financieel mee ga doen in de nieuwe zaak". Dit werd door Benedictus met een knik bevestigd. “Maar wat wil je met je eigen zaak, wil je die ook voortzetten?” Nee, dat was niet de bedoeling, maar wat hij wel wilde was dat de nieuw op te richten zaak zijn voorraad overnam tegen de boekwaarde en de op dit moment nog openstaande rekeningen. Hermann, schrok wel even, want hij had wel begrepen dat dit nog een flink bedrag was.
Berend had er nu ook een stuk papier bij genomen en zat te rekenen. Van Benedictus kreeg hij de cijfers van de voorraad en de boekschuld. Na enige tijd kwam het verlossende woord. “Ik zal jullie een voorstel doen. Mijn financiële mogelijkheden zijn, zoals jullie wel zult begrijpen, wat ruimer dan die van jullie. De gehele voorraad en de boekschuld wordt door de nieuw op te richten zaak overgenomen zodat ieder van ons een gelijk deel in de lasten heeft. Wij hebben dus alle drie een vordering op de zaak en krijgen daarvoor een rentevergoeding van 4%. Door mij wordt een bedrag ingebracht dat wordt aangevuld met de bedragen die jullie per persoon kunnen inbrengen”.
Dit werk nog even rekenen met als resultaat dat op de openingsbalans voor Berend stond genoteerd ƒ 6.146,60, voor Benedictus ƒ 803,14 en voor Hermann (de jongste) ƒ 408,06; een totaal dus van ƒ 7.357,80.
Voor de volledigheid: Bernard Gerhard (Berend) Lampe is geboren in Mettingen 30-5-1799 en gestorven in Sneek 28-5-1858, gehuwd met Maria Anna Antoinette ten Brink, geboren in Mettingen 9-10-1805 en gestorven in Mettingen 14-10-1867.
Zowel Benedictus als Hermann vonden dit een genereus voorstel. Berend ging vervolgens verder: “We moeten het wel even hebben over de winst- en verliesdeling.” “Ik stel voor dat ieder van ons een derde deel van de winst krijgt en natuurlijk wordt ieder van ons voor hetzelfde deel belast voor een eventueel verlies. De zaak lost aan mij jaarlijks een bedrag af voor het extra deel dat ik investeer. Het lijkt mij het beste dat wij dit jaarlijks vóór het maken van de balans vaststellen. Mijn eerste advies is dat ik jou wil voorstellen Benedictus, het pand aan het Scharne te huren. Van de gemeente heb ik gehoord dat dit het Grootzand gaat heten en men heeft ook een oplossing gevonden om de stankoverlast weg te werken. Laten we het eerste boekjaar beginnen op 1 januari 1834”.
Benedictus die toch wel tegen dit gesprek had opgezien was erg opgelucht. Spontaan feliciteerden de drie broers elkaar met de oprichting van de nieuwe zaak. De mannen hadden in de laatste fase van hun gesprek wel erg duidelijk gesproken, zodat Antoinette in de kamer daarnaast heel goed begreep wat er gebeurd was. Ze kende haar Berend zo goed: graag willen helpen, maar wel op een zakelijke manier.
Ze stak haar hoofd om de hoek van de deur en zei: “Ik heb de indruk dat er iets gevierd moet worden, hoort daar niet een glaasje bij?” Berend, trots op zijn schrandere vrouw bevestigde dit met het verzoek, “kom erbij zitten, dan schenk ik de glaasjes wel in”. Plechtig dronken ze elkaar toe.
Antoinette die inmiddels was bijgepraat over de plannen stelde de vraag: “en hoe gaat de nieuwe zaak heten?” Benedictus had zijn antwoord meteen klaar, “het wordt B B H Lampe.” Zowel Antoinette als Hermann vonden dit een goed idee. Berend reageerde niet, ze keken hem alle drie aan. Hij zat glimlachend voor zich uit te kijken en opeens alsof hij terugkwam uit een ander tijdperk begon hij te spreken.
“Ons vader heeft mij eens verteld dat, toen hij met vier stukken linnen voor het eerst naar Friesland vertrok, grootvader Hermann Heinrich II.29 zijn hand op de pakken linnen legde en tegen mij zei dat het de pakken linnen waren van hem en zijn broer, onze oom Johan II.28, dit is handel van de gebroeders Lampe.”
Benedictus begreep de wenk. “Dan wordt de naam van onze zaak Gebroeders Lampe, maar we schrijven het zo: "Gebr. Lampe.”
Voor de volledigheid:
- Johan Heinrich Lampe II.28 is geboren in Mettingen 24-4-1730 en gestorven in Mettingen 19-10-1777, gehuwd met Anna Margaretha Schlickelmann, geboren in Mettingen 30-1 1737 en gestorven in Mettingen 29-9-1811.
- Zijn broer Hermann Heinrich (Henricus) Lampe II.29 is geboren in Mettingen 7-4-1733 en gestorven in Mettingen 3-4-1804, gehuwd met Margaretha Adelheid Suckerberg, geboren in Mettingen op een onbekende datum in 1729 en gestorven in Mettingen 24-8-1799.
Terug naar de realiteit van toen
Het oorspronkelijke in 1834 gehuurde pand kwam op 3 november 1838 vrij voor de verkoop en, belangrijker, het was financieel ook mogelijk. Het bedrag van de aankoop bedroeg ƒ 3.600,00.
In 1839 werd het pand vertimmerd voor ƒ 509,00. In1844 vond er een grondige verfraaiing en verbouwing van het interieur plaats waarvoor men op de balans een bedrag van ƒ 2.031,00 ziet vermeld. Dit was, zeker gezien de koopsom van het pand tien jaar daarvóór een behoorlijke uitgave.
Behoudens enkele kleine opknapbeurtjes in de jaren 1850, 1851 en 1854, waarvoor respectievelijk ƒ 250,00 en ƒ 599,00 werd uitgegeven, vonden er gedurende ruim tien jaar geen grote investeringen meer plaats. In 1855 werd het echter noodzakelijk de winkel te vergroten en hiervoor was in eerste instantie een bedrag van ƒ 2.600,00 nodig.
De uitbreiding bleek toch niet voldoende en toen de firmanten in 1856 de kans kregen het aangrenzende pand te kopen, aarzelden zij niet dit te doen. Op 10 mei van het jaar 1856 werd de koopakte getekend en belendende perceel voor de prijs van ƒ 2.400,00 in eigendom verkregen. Het duurde echter nog enige tijd voordat men het kon betrekken. Maar in maart 1858 was het dan zover. Het nu aangekochte pand werd met het bestaande pand tot één geheel verbouwd (zie foto hiernaast). De verbouwingskosten bedroegen ƒ 2.047,70 terwijl het oude gedeelte, wat interieur betreft, werd aangepast voor ƒ 623,77.
Dat de winkel werd vernieuwd betekende niet dat men de klanten niet meer aan huis bezocht. Men bleef als marskramer de boerenhofsteden afreizen. Het enige verschil met vroeger bestond hierin dat men alleen met stalen in zijn zak op reis ging. De klanten konden hierop dan hun bestellingen geven, die op de volgende reis meegebracht en afgeleverd werden. Dit systeem van handeldrijven is men trouw gebleven zolang de zaak in Sneek is blijven bestaan.
De expansie door de volgende generatie
Omstreeks 1880 begon men uit te zien naar expansie en om deze voor te bereiden werd op 2 januari 1882 een nieuw firmacontract gesloten. Dit werd ondertekend door Bernard Cornelius V.31, Bernard Gerhard V.61 en Herman Joseph V.62.
Na afsluiting van dit contract werd de grote sprong over de Zuiderzee naar Holland ondernomen. Op de Nieuwendijk 125 te Amsterdam werd een pand gehuurd, waar in 1883 het eerste filiaal van de “firma Gebr. Lampe” geopend werd. Enkele jaren later kon men een beter en gunstiger gelegen perceel verwerven, dichter bij de Dam. In 1886 verhuisde men dan ook en werd het pand op nummer 227 betrokken alwaar de firma “Gebr. Lampe”, na geleidelijk aan de belendende percelen aan beide zijden gekocht te hebben, tot in maart 1973 gevestigd is gebleven.
In 1883 vestigde men zich in den Haag. Zoals vóór in het, met de hand geschreven kasboek van dit filiaal te lezen staat: “opening van de winkel in Den Haag, Spuistraat 8, heeft plaatsgehad op zaterdag den 25 maart 1893, Maria Boodschap?“
Op 20 februari daaraan voorafgaande hadden Anton Georg V.46 en Bernard Cornelius V.31 zich uit de zaak teruggetrokken. De beide zonen van Anton Georg te weten Silverius Georg V.56 en Vincenz Georg VI.57 kwamen in de zaak; niet als firmant in opleiding, maar als winkelbediende.
Er werd nu een nieuw firma-contract opgesteld. Hierin werd bepaald dat de firma “Gebr. Lampe” nu niet meer in Sneek, maar in Amsterdam gevestigd was. Het contract werd ondertekend door Julius V.50, Hermann August V.51, Bernard Gerhard V.61, Herman Joseph V.62 en, als nieuwe vennoot Bernard Arnold VI.39.
Door de namen Den Haag en Amsterdam op de gevel van het pand in Sneek, werd duidelijk gemaakt dat Sneek nu een filiaal geworden was. Omstreeks 1910 wilde men Sneek helemaal opheffen, maar Silver VI.56 en Vincenz VI.57 boden aan het pand en inventaris geheel over te nemen. Hun moeder, Maria Angela Lampe – Brenninkmeijer V.46 heeft hun het hiervoor benodigde kapitaal geleend.
Op 25 maart 1910 is in Sneek een overeenkomst gesloten die als volgt luidt:
Voor de tweede genoemde voorwaarde is in 1919 een uitzondering gemaakt voor Nijmegen en Arnhem. Vincenz Lampe VI.57 is de laatste beheerder geweest namens deze firma “Gebr. Lampe”. Het pand aan het Grootzand in Sneek heeft tot 1920 dienst gedaan. De laatste Lampe die op het Grootzand is geboren is de zoon van Vincenz: Jos Lampe VII.91, schrijver van dit artikel.