Zoeken naar onze voorouders uit Mettingen
Dit verhaal is op een bandje ingesproken door Maria Voss (VI.52.k3) en uitgewerkt door Ernst Lampe.
Lampe Belicht, jaargang 1998, nummer 2
Bij het uitzoeken en opstellen van een stamboom van onze voorouders Voss, afkomstig uit Mettingen in Westfalen, wordt men telkens weer voor raadsels geplaatst betreffende de achternamen. Begint men ongeveer in 1600 met een familienaam die men zoekt, dan ontdekt men 1 of 2 generaties verder dat er opeens het woordje "genannt" 1) staat. Zo komt het voor bij de familie Voss, dat er opeens staat 'genannt Voss'. Je trekt dan onwillekeurig de conclusie dat de persoon feitelijk een andere achternaam heeft en dat is ook zo. De vraag is dan, waarom? Ditzelfde zie je ook bij andere families b.v. bij de namen Schulte, Berentelg, Schlikelmann, Schröder enz. Na enige studie kwam ik erachter, dat we de oorzaak moeten zoeken bij de vererving van de boerderijen, waarop onze voorouders woonden. Om dit begrijpelijk te maken volgt hier een korte schets over de erfpacht boerderijen en de daaraan verbonden plichten en wetten.
Erfpacht
In zeer vroege tijden, toen adellijke heren, bisschoppen en kloosters elkaar bevochten om zoveel mogelijk land en grond met de bewoners te willen bezitten, ontstonden er om die kloosters en kastelen vele boerenhoeven, waar de werkkrachten voor het bedrijven van de landbouw woonden. Deze werkkrachten waren over het algemeen lijfeigenen 2) , die vele lijfelijke en stoffelijke verplichtingen hadden tegenover hun landheer.
Slechts op enkele sterke boerderijen konden zich enige boeren handhaven als zg. vrije boeren. De meeste boeren echter waren 'eigenbehörig' aan hun landheer en konden rekenen op diens bescherming, vast werk, een vaste woonplaats voor henzelf en hun gezin. Vele eigenbehörigen' konden de boerderijen die zij bewoonden zelf beheren met het recht op vererving aan hun nakomelingen. Wel was dit erfrecht onderworpen aan vele wetten en verplichtingen der bewoners. Men kan denken aan lijfelijke hand-en spandiensten, aan consenten 3) benodigd om te mogen trouwen, enz. Maar ook gaf het enige vastigheid en saamhorigheid aan deze boeren, die dus niet behoorden tot de adellijken of patriciërs. In feite ontstond er een nieuwe stand.
Erfrecht
De meest fundamentele inhoud van het 'erfrecht' was:
- de bewoners mochten de achternamen van de oorspronkelijke bewoners niet veranderen
- de toegewezen bezittingen mochten niet worden verdeeld
Zo erfde dan steeds één kind de boerderij van de ouders. Erfde bij een 'vrije boer de oudste zoon uit het eerste huwelijk de hofstede, bij de 'eigenbehörigen' was dit altijd het jongste kind, zoon of dochter uit het eerste huwelijk van de ouders. De overige kinderen kregen van hun ouders een nader te bepalen erfdeel, voor zover de hoeve dit kon opbrengen. Veel was dit meestal niet. Deze wetten hebben enige honderden jaren gegolden in het Grafschaft Lingen, tot in het begin van 1900.
Mettingen behoorde tot het Grafschaft Lingen. Door de bepalingen ontstonden de volgende situaties: was het jongste kind een vrouw en huwde zij met een boerenzoon die geen rechten had op de hoeve van zijn ouders, dan kreeg hij achter zijn eigen naam 'genannt'. Hij moest dan zijn eigen achternaam opgeven en de naam van de oorspronkelijke bewoonster van de hoeve waar hij inhuwde, aannemen. Kreeg het echtpaar kinderen, dan ontvingen dezen de achternaam van de altijd op de boerderij gewoond hebbende familie. Zo bleef de naam van de verschillende hofsteden bewaard, zoals b.v. Voss-hof, Schuiten-hof, Burbrink-hof, Greven-hof, Ledig-hof, Brenninkmeijer-hof, Covers-hof. Lampe stamt af van "Stern-hof" in Steinbeck.
1) Genannt = genoemd.
2) Lijfeigenen = Horigheid, b.v. behorend aan een landheer
3) Consenten = vergunning
Voorbeeld van toepassing Erfrecht
Een voorbeeld van het voorafgaande uit onze familie Voss.
Johannes (* 23.03.1692) erft de Voss-hof en is 'eigenbehöriger' zijner königlicher Majestät op de hoeve. Deze Johannes huwt op 30.01.1717 met Aleid Overberg. Uit dit huwelijk worden negen kinderen geboren. Als zijn vrouw op 50 jarige leeftijd (25.02.1733) sterft, zijn er reeds zeven kinderen overleden. Vader Johannes blijft met twee kleine meisjes achter. Dit zijn: Catharina Aleid (* 29.02.1728) en Anna Margaretha (* 23.06.1732). Deze kleine Anna Margaretha wordt rechtens de erfgename van de Voss-hof.
Er moet weer een vrouw op de hoeve komen want de kinderen hebben een moeder nodig. Op 26.06.1733 huwt Johannes voor de tweede maal, en wel met Margaretha Adelheid Weller. Uit dit huwelijk worden vier kinderen geboren, tw. Johannes Hermann (* 1734), Georg Henrich (* 26.01.1738), Hermann Henricus (* 1743) en Anna Catharina (* 1747). Inmiddels is Catharina Aleid uit het eerste huwelijk van Johannes, op 20.02.1736 overleden.
Als op (12.01.1751) de erfgename Anna Margaretha 19 jaar oud en huwt met Gerard Baar (* 1726) in Ibbenbüren. Haar echtgenoot krijgt aan zijn naam toegevoegd "genannt Voss". Uit dit huwelijk worden drie kinderen geboren met als achternaam Voss, toch sterven alle drie op zeer jonge leeftijd. Als vader Baar-Voss in 1756 sterft, leeft de jongste zoon Georg nog.
Op 13.4.1757 huwt Anna Margaretha Voss voor de tweede maal met Johann Henricus Weller, "genannt Voss"(* 30.12.1730) oud 27 jaar. Twaalf dagen na dit huwelijk sterft de kleine Georg en wel op 25.04.1757.
Op 02.06.1758 sterft Anna Margaretha zelf zonder een kind achter te laten. Er moet echter weer een vrouw in huis komen en zo huwt J.H.Weller genannt Voss op 21.11.1758 met zijn tweede vrouw Anna Catharina Stegeman (* 1735 / 1736). Uit dit huwelijk worden zeven kinderen geboren en ook deze droegen allemaal de naam Voss. Het jongste kind erft de hoeve, zonder in biologische zin afkomstig te zijn van een Voss.
Het lijfeigenschap wordt afgeschaft
Na de val van Napoleon in 1814, werd het lijfeigenschap afgeschaft. Men behoefde dus geen lijfelijke diensten meer te verrichten, men was vrij. Zij werden nu echte erfpachters op dezelfde hoeven. Er bleven nog wel enige verplichtingen aan hun landheren. De bewoners kregen nu erfelijk vruchtgebruik van de hoeve, die nu 'Kolonat' werden genoemd en de beheerder werd nu 'kolon' of kolona' genoemd. Twee punten van het erfrecht bleven nog rechtsgeldig tot het begin van 1900.
In geval van een vestingsplan, waarbij meerdere boerderijen betrokken waren, nam één van de bezitters op zo'n pachthoeve de voornaamste plaats in en werd daarom 'Schulie' genoemd. De naam Schulte wil zeggen: hij was de voorzitter, de eerste en voornaamste boer van de vesting. Zo wordt de 'Schuliehof' in Mettingen reeds in 1400 genoemd. 'Schulte' was altijd nummer 1, als bij verhandelingen betreffende boerenhoeven in Mettingen, beslissingen moesten worden genomen. Toen in 1835 het begrip 'eigenbehörig' werd afgeschaft, kwamen er nieuwe indelingen. De benaming Schultenhof' is dan het begrip "Ehemals königlich eigenbehöriges Kolonat" geworden.
Er ontstond trouwens in de loop der jaren onder de diverse boerderijen een zogenaamd 'Hofrecht'. In 1799 schreef een kenner, J.A.Klöntrup, in Osnabrück: "Hofrecht ist die einigung einer besonderen zu gemeinschafilichen Rechte und Verteidigung", met andere woorden: Hofrecht is het samengaan van boeren in dezelfde omstandigheden, om sterk te staan voor hun rechten en hun verdediging. Deze in Mettingen geldende verervingswetten, zullen echter niet altijd prettig zijn geweest voor alle kinderen op zo'n Hof. Sommige zonen hadden het geluk om op één of ander Hof in te huwen, zoals het hier bovenstaande voorbeeld Weller, genannt Voss, waar geen mannelijke erfgenaam was. Ze werden wel de 'kolon' en zelfs erfgenaam indien zij de 'kolona' overleefden. Hun eigen achternaam waren ze kwijt en hun kinderen kregen ook de naam van de Hof.
Ik hoop dat ik met bovenstaande beschrijving enige duidelijkheid heb kunnen brengen, om toch een verantwoorde biologische stamboom te kunnen vinden en te verantwoorden bij het zoeken naar onze voorouders uit Mettingen. Deze immers, stammen vanuit oude tijden overwegend af van "Eigenbehörigen'.