Testament van Maria Augusta Lampe

Tekst: Mary en Leo Lampe
Lampe Belicht, jaargang 2002, nummer 2

Ongetrouwd en kinderloos gestorven

We schrijven Gerhardus Carolus Lampe (IV.13) en Catharina Elisabeth Thiele 11 kinderen hebben gekregen, deze tak toch na de zesde generatie uitgestorven is.  Van de 7 dochters zijn er slechts 3 volwassen geworden en is alleen Maria Antonia (V.36) getrouwd. Voor zover ons bekend heeft zij geen kinderen gekregen. Van de 4 zonen is er 1 (V.43) een maand na zijn geboorte gestorven en is alleen Clemens Hermann (V.37) getrouwd. De 4 kinderen die geboren zijn uit het huwelijk van Clemens (V.37) en Maria Louisa Cornelia Meckmann hebben niet meer voor nageslacht gezorgd..

Testament van Maria Augusta Lampe

In ons archief troffen wij het testament aan van Maria Augusta (V.38) - één van die vele ongetrouwde en kinderloos gestorven dames die onze stamboom rijk is - dat zij op 6 september 1888 heeft laten opstellen toen zij 52 jaar oud was. Op dat tijdstip wist zij blijkbaar al heel scherp wat met haar nalatenschap zou moeten gebeuren. Maria Augusta overleed in Sneek toen zij 74 jaar oud was op 13 juni 1910.

Hieronder de tekst van het bewuste testament:

Voor mij Johan Menno Goslings notaris ter standplaats Sneek, is in tegenwoordigheid der twee nagenoemde getuigen verschenen: Mejuffrouw Maria Augusta Lampe, zonder beroep wonende te Sneek, aan mij notaris bekend.

Welke comparante verklaarde bij deze akte haren uitersten wil te willen maken en heb ik notaris ten dien einde dien wil, zoals de door de comparante testatrice vooraf buiten tegenwoordigheid der getuigen zakelijk aan mij is opgegeven in duidelijke bewoordingen zelf geschreven in manier als volgt:

Ik herroep alle vroeger door mij gemaakte testamenten en testamentaire beschikkingen en stel die geheel en al buiten gevolg.

Ik wil en begeer dat na mijn overlijden een plechtige gezongen uitvaartmis voor mij gehouden worde, waarvoor overeenkomstig mijn stand betaald moet worden. Verder dat gedurende een jaar na mijn overlijden iedere week een Heilige Mis worde gelezen en, na verloop van dat jaar, twaalf maandstonden worden gehouden, waarvoor tesamen honderdtweëennegentig gulden moet worden betaald.

Ik legateer aan de Roomsch Katholieke Kerk alhier eene som van twaalfhonderd gulden, uit de revenuen waarvan jaarlijks ten eeuwigen dage toe twaalf Heilige Missen moeten worden gelezen voor mijne overleden ouders den Heer Karl Lampe en Mejuffrouw Lisette Thiele en voor mij zelve.

Onder deze twaalf Heilige Missen zijn evenwel begrepen ieder jaar drie jaarstonden te weten: ééne te houden voor mijn overleden vader op den vijfden Januari, ééne voor mijne overleden moeder op den achtentwintigste Mei en ééne voor mij op mijn sterfdag.

Nog wil en begeer ik; dat eene som van tweehonderd gulden zal worden besteed voor aankoop van een graf, van een grafmonument in den vorm van een kruis en van een ijzeren hek rond het graf, dat op den dag mijner begrafenis eene som van honderd gulden onder de Roomsch Katholieke armen van Sneek zal worden uitgedeeld, en dat er bovendien eene som van driehonderd gulden zal worden besteed om daaruit de overige kosten mijner begrafenis te bestrijden.

Wat er , na aftrek van de rechten, die deswege aan den lande onder welke benaming ook, verschuldigd mochten zijn, van mijn nalatenschap overschiet, daarvan benoem ik tot eenige en algehele erfgename mijne nicht Mejuffrouw Maria Louise Antoinette Lampe, oudste dochter van mijn overleden broeder Clemens  Herman Lampe.

Alle opgave van dezen uitersten wil en het in gereedheid brengen van dit opstel buiten tegenwoordigheid der getuigen geschied zijnde, zoo heeft de comparante testatrice, alvorens de voorlezing daarvan is geschied, haren wil nader zakelijk in tegenwoordigheid der getuigen opgegeven. Daarna heb ik notaris in tegenwoordigheid der getuigen den uitersten wil aan de comparante testatrice voorgelezen en na die voorlezing van haar afgevraagd of het voorgelezene haren uitersten wil bevat, waarop zij een bevestigend antwoord heeft gegeven, zulks alles mede in tegenwoordigheid der getuigen.

Waarvan acte! Gedaan en verleden ten kantore van mij notaris te Sneek op heden den zesden September achttienhonderdachten tachtig in tegenwoordigheid van Gerben van der Zijl notarisklerk en Johannes Haarsma bode bij het gemeentebestuur van Sneek beide wonende te Sneek als bevoegde en aan mij notaris bekende getuigen.

Na voorlezing heeft Mejuffrouw de comparante met mij notaris en de getuigen deze akte onderteekend.

Worden die missen nog steeds gelezen?

Het feit dat dit exemplaar van het testament van Maria Augusta nu in haar dossiermap in ons archief zit, geeft een sterk vermoeden dat dit uiteindelijk ook het testament is geweest dat door de notaris in 1910 is uitgevoerd. De vraag rijst: heeft de R.K.-kerk in Sneek de opdracht zoals in het testament verwoord, destijds geaccepteerd en is al het bepaalde uitgevoerd? Worden die missen voor haar en haar ouders nog steeds gelezen? Deze vragen heb ik gesteld aan de huidige pastoor van de St.Martinus Parochie in Sneek, pastoor Leo Maria van Ulden (ofm). Hieronder zijn korte verslag.

Pastoor Van Ulden ontvangt mij op een zonnige namiddag in oktober gastvrij met koffie en de traditionele Sneker kruidkoek. In zijn ontvangkamer in de nieuwe pastorie aan het Singel 64 kijkt vanaf een portret de Friese verzetsheld pater Titus Brandsma streng op mij neer.

Ik begin eerst maar eens te vragen hoe het met de roomskatholieke zaken gaat. “Tja,” zegt pastoor Van Ulden, “de branche van de R.K.-kerk is niet best, het kon minder.”

Dit onderwerp laat ik dus verder maar rusten en begin over het kerkgebouw te vragen: “Is het juist dat het kleine torentje op de achterkant van uw kerk een kopie is van de toren van de kerk in Mettingen?” Het is of ik nu een goede knop heb aangeraakt. Pastoor Van Ulden blijkt een kenner van de historische kerkenbouw te zijn en verhaalt uitgebreid over hetgeen we te danken hebben aan de rijksbouwmeester Pierre Cuypers die in de 19e eeuw niet alleen in Amsterdam het rijksmuseum en het centraal station ontwierp maar ook steden als Roermond en Sneek aan hun R.K.-kerk heeft geholpen. Op het Munsterplein in Roermond kun je nog steeds aan die twee prachtige torens van de door Cuypers verbouwde Munsterkerk zien, hoe het in Sneek had kunnen zijn als daar de kerk echt conform plan was afgemaakt met de bouw van de nu ontbrekende toren op het voorplein.

Waarom dat bouwen van die toren nooit is gebeurd, dat is een ander verhaal. "Maar dat vertel ik bij gelegenheid een andere keer". Zie het filmpje op You Tube

Uw vraag over dat torentje op de achterkant van de kerk, dat kan best, want Cuypers luisterde altijd heel goed naar zijn opdrachtgevers en uw voorvaderen in het kerkbestuur wilden natuurlijk iets terugzien van hun geboortegrond in Mettingen.”

Torentje St. Agatha, Mettingen

Torentje St. Martinus, Sneek

Torentje St. Martinus, Sneek

Via de kerkenbouw moet ik toch op het onderwerp zien te komen waarvoor ik ben gekomen: Maria Augusta en haar heilige missen, die zij eeuwig wilde laten lezen voor het zielenheil van haar ouders en haarzelf.

Op de vraag naar het legaat van Maria Augusta volgt wederom een “tja,” van de pastoor en hij vervolgt: “U moet weten dat de administratie in Sneek in die jaren niet op orde was.” Hij staat op en loopt voor me uit de kerk in en achterin vinden we aan de kerkmuur een ingelijst perkament met de tekst: ‘Fundatus In Perpetuum’.

We zoeken Maria Augusta, maar de lijst houdt ergens aan het eind van de 19e  eeuw op. “We hebben in die jaren 2 dekens gehad, Veldhuizen tot 1924 en daarna Van Galkom tot 1960. Het waren bovenste beste mensen, maar ze presteerden het toch om hun boekhouding herhaaldelijk afgekeurd te krijgen door het bisdom. De vicarus-generaal in Utrecht heeft eens vlak na de 2e  wereldoorlog verzucht: “In Sneek gebeurd niets slechts, in Sneek gebeurd niets goeds.” “Afijn,” mompelt pastoor Van Ulden, “kom mee, we vinden wel een oplossing”.

De besluitvaardige paterPastoor L.M van Ulden ofm


Na een foto van de pastoor gemaakt te hebben in de tuin van de pastorie en nog een kop koffie en een kruidkoek, zegt pastoor Van Ulden: “Het betalen van ƒ1.200,- aan de kerk is voor die tijd best veel geweest, ook al staat daar voor ons eeuwig een verplichting tegenover om uit de jaarlijkse opbrengst van die gelden gedurende het jaar 12 missen te lezen.

ƒ1.200,- daar bouwde je in die tijd een kleine kerk voor. De grote geldontwaarding begint pas na 1914 en in de jaren daarvoor was de waarde van de gulden vrij stabiel. In die periode schafte het kerkbestuur ons unieke orgel aan voor ƒ12.000,- dus uw Maria Augusta heeft, zeg maar, 10% van het kerkorgel betaald.”
“Tja,” vraag ik, “hoe denkt u dat we deze kwestie gaan oplossen?”

Pastoor Van Ulden heeft bij het wandelen in de tuin wat tijd genomen om na te denken en hij antwoordt op mijn nogal directe vraag:  “Weet u wat, we gaan alsnog, op de sterfdag van Maria Augusta op 13 juni ieder jaar die mis lezen en we gaan speciaal voor die gelegenheid afroepen: ‘Voor Maria Augusta Lampe en al haar familieleden.’ Wat vindt u hiervan, zou het bestuur van uw stichting dat accepteren?”

Ik denk snel na, ƒ1.200,- voor één mis per jaar, ten eeuwigen dage, voor alle overleden en nog levende Lampe’s - Maria Augusta wordt daarvan de sponsor - dat is voor ons een koopje.

Ik kijk ernstig en zeg: “Ik zal het voorstellen aan mijn bestuur, u krijgt een schriftelijk bericht.” Ik neem afscheid van een blije franciscaan, pastoor Van Ulden, een bijzondere kerel, die zien en spreken we nog meer.